Thema 5: Gevaarlijke stoffen

Drukwerk maken zonder gebruik te maken van gevaarlijke stoffen is vandaag de dag nog steeds niet mogelijk. De afgelopen tien jaar is er binnen de bedrijfstak op dit vlak echter wel veel verbeterd. Toch zien we nog steeds gevarenetiketten op bepaalde gevaarlijke grond- en hulpstoffen. Daarnaast zijn er ook grafische hulpstoffen zonder gevarenetiket die wel degelijk een gevaar opleveren voor de mensen die er mee moeten werken. Gevaarlijke stoffen is dus een belangrijk onderwerp voor elk grafimedia bedrijf. Daarbij zijn er ook meerdere instanties die 'over je schouder meekijken', namelijk: de brandweer, de Arbeidsinspectie en de controlerende milieuambtenaren van de gemeente.

Deze tekst is een samenvatting van de Themabrochure Gevaarlijke Stoffen. Voor meer uitleg en informatie over alle genoemde onderwerpen verwijzen we naar de brochure zelf. 

Inhoudsopgave 

Gevaarlijke stoffen, het kader

Gevaarlijke stoffen en de arbeidshygiënische strategie

Opslag van gevaarlijke stoffen

Voorlichting en instructie van personeel

 

Gevaarlijke stoffen, het kader

Gevaarlijke stoffen zijn stoffen die een mogelijk gevaar opleveren voor de veiligheid en gezondheid van werknemers. Voor de wet zijn onder andere van gevarenetiketten voorziene chemische producten, brandstoffen, aardgas en LPG gevaarlijke stoffen. 

Een ongeval waarbij grote hoeveelheden van een bepaalde gevaarlijke stof vrijkomen, kan voor de omgeving levensbedreigend zijn. Maar ook het vrijkomen van een kleine hoeveelheid in een bedrijf kan tot (gezondheids)schade leiden. Het risico van de omgang met gevaarlijke stoffen op het werk is dat blootstelling niet altijd direct zichtbaar of merkbaar is. Gezondheidsklachten kunnen pas na jaren verschijnen (denk aan kanker als gevolg van blootstelling aan te hoge concentraties asbest). Daarnaast komen ook wel degelijk directe gevolgen voor de gezondheid voor. Het advies is dan ook: wees altijd op je hoede als je met gevaarlijke stoffen bezig bent. Zie ook bijlage 1 van de Themabrochure Gevaarlijke Stoffen.

Acute of chronische blootstelling

Blootstelling aan een bepaalde gevaarlijke stof heeft niet altijd direct een gevolg. Integendeel, de meeste reacties vinden pas na verloop van tijd plaats. Het meest sprekende voorbeeld uit de grafimedia branche bedrijfstak is het gebruik van oplosmiddelen (o.a. IPA in de offset , thinner in de zeefdruk en tolueen of ethanol in de diepdruk), dat Chronische Toxische Encephalopathie (CTE) kan veroorzaken, (vaak ook het Organisch Psycho Syndroom (OPS) of de 'schildersziekte' genoemd). Dit houdt in dat oplosmiddelen gaandeweg het zenuwstelsel aantasten, waardoor op latere leeftijd de volgende stoornissen kunnen optreden:

  • sneller last van vermoeidheid
  • concentratiestoornissen
  • geheugenverlies
  • persoonlijkheidsveranderingen. 

Bij de blootstelling aan stoffen treden 'huidaandoeningen' vaak sneller op de voorgrond. Denk maar aan de schilferige, uitgedroogde handen die je krijgt tijdens het gedurende langere tijd wassen van een drukpers zonder daarbij handschoenen te gebruiken.  

Vaak wordt verondersteld dat het gevaar van omgang met gevaarlijke stoffen wel meevalt. Maar het gevaar schuilt in een klein hoekje en eenmaal ontstane (zenuw)stoornissen zijn niet terug te draaien. Het komt zelfs voor dat (oud)werknemers de werkgever dan (financieel) aansprakelijk stellen. Denk maar aan de gevallen van kanker door blootstelling aan asbest of aan OPS. 

Er bestaan drie hoofdcategorieën voor ‘gevaarlijk’:

  • acuut veiligheidsbedreigend - bijvoorbeeld brandbare stoffen of stoffen die een explosie kunnen veroorzaken
  • acuut toxisch - bijvoorbeeld stoffen die bedwelmen of verstikken
  • chronisch toxisch - bijvoorbeeld stoffen die op lange termijn schade aan luchtwegen, zenuwstelsel of de voortplantingsorganen veroorzaken. 

Zie voor een verdere toelichting de Themabrochure Gevaarlijke Stoffen.

Alles over veiligheidsinformatiebladen

Bij het onderwerp gevaarlijke stoffen gaat het erom dat voldoende inzicht bestaat over de stoffen die in het bedrijf gebruikt worden, en dan met name de specifieke gevaarsaspecten ervan. Die informatie dient verstrekt te worden door de leverancier. Hij is verplicht om de juiste productinformatie te verstrekken, waarin stofspecifieke gegevens makkelijk terug te vinden moeten zijn. 

De specifieke informatie is te vinden op de Veiligheidsinformatiebladen (kortweg VIB), (soms wordt ook de Engelse term, Material Safety Data Sheet MSDS gebruikt). Die VIB’s dienen binnen het bedrijf aanwezig en ook vindbaar te zijn. De meeste leveranciers binnen onze bedrijfstak zijn in staat dergelijke Veiligheidsinformatiebladen te verstrekken. In deze bladen zijn volgens een Europese richtlijn de specifieke stofgegevens in zestien categorieën onderverdeeld. Zie verder de Themabrochure Gevaarlijke Stoffen. 

Directe informatie over de mate van schadelijkheid geven de gevarenetiketten. Deze prijken meestal in fel oranje vierkanten op de verpakking. Tegenwoordig zie je ook steeds vaker de ruitvormige gevarenetiketten. Naast de gevarenetiketten kennen we in de grafimediabranche ook de zogenaamde 'R- en S-zinnen', de 'Risk- en Safety-zinnen', als gevarenaanduiding. Deze 'Risico- en Veiligheidszinnen' zijn terug te vinden in de Veiligheidsinformatiebladen en staan soms ook bij het gevarenetiket op de verpakking. Ze geven meer achtergrondinformatie over de te nemen veiligheidsmaatregelen. Het is belangrijk om te weten dat er grafische hulpstoffen bestaan die niet zijn voorzien van een gevarenetiket maar waarvoor wel degelijk een aantal R- en S-zinnen gelden.

Om meer helderheid te creëren voor de gebruikers van (gevaarlijke) stoffen is REACH in het leven geroepen. REACH (zie ook paragraaf 1.3) zorgt er voor dat in elk VIB duidelijk omschreven staat hoe met de stof moet worden omgegaan en welke veiligheidsvoorschriften in acht moeten worden genomen.

Gevaarlijke stoffen en het wettelijk kader

Over de omgang met gevaarlijke stoffen bestaat veel internationale en Europese wet- en regelgeving. Binnen Nederland kennen we eveneens een keur aan voorschriften. De Arbowet geeft de rechten en plichten aan van zowel werkgever als werknemer op het gebied van arbeidsomstandigheden. De wet bepaalt dat werkgevers moeten zorgdragen voor een veilige werkomgeving en dat werknemers veilig moeten werken. Doen zich toch onveilige werksituaties voor, dan moeten werkgevers en werknemers de handen ineen slaan om op een verantwoorde wijze om te gaan met de aanwezige gevaren. Dit kan bereikt worden door het toepassen van de arbeidshygiënische strategie. 

De Arbowet stelt: werkgevers moeten zorgen voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden van werknemers (volgens de stand van de wetenschap en kennis van professionals). Bij risico’s in het werk verlangt de Arbowet achtereenvolgens:

  • bronmaatregelen;
  • collectieve maatregelen;
  • individuele maatregelen;
  • persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM´s).

 

De maatregelen op de verschillende niveaus hebben nadrukkelijk een hiërarchische volgorde. De werkgever moet dus eerst de mogelijkheden op hoger niveau onderzoeken voordat besloten wordt tot maatregelen uit een lager niveau. Het is alleen toegestaan een niveau te verlagen als daar goede redenen voor zijn (technische, uitvoerende en economische redenen). Het is wel toegestaan verschillende maatregelen uit verschillende niveaus te combineren om de risico’s te verminderen. 

In het Arbobesluit staan nadere regels voor werkgever en werknemers om arbeidsrisico's tegen te gaan. Daarnaast noemen ook andere wet- en regelgeving gevaarlijke stoffen. Enkele voorbeelden:

  • verpakkingseisen, productinformatie: Warenwet, Tabakswet, Bestrijdingsmiddelenwet, Wet op geneesmiddelenvoorziening, Diergeneesmiddelenwet, REACH, ADR. GHS;
  • milieuvoorschriften: Wet Milieubeheer, Activiteitenbesluit, REACH;
  • brandpreventie: Arbowet, Woningwet, Bouwbesluit, Brandweerwet;
  • calamiteitenpreventie: Arbowet, Wet rampen en zware ongevallen;
  • vervoer: Arbowet, Burgerlijk Wetboek 8, Wet vervoer gevaarlijke stoffen, REACH. 

De Arbeidsinspectie en de Milieu-inspectie zien toe op naleving van deze wet- en regelgeving. 

 

REACH

De Europese stoffenregelgeving, ofwel Registratie en Evaluatie van en Autorisatie en beperkingen ten aanzien van CHemische stoffen REACH, verplicht producenten (en leveranciers) op basis van informatie over eigenschappen en het gebruik de blootstelling en risico’s van stoffen in kaart brengen. Iedereen die beroepshalve chemische stoffen of preparaten produceert, in de EU importeert, distribueert of gebruikt, heeft met REACH te maken. Binnen REACH worden vier verschillende rollen onderscheiden:

  • fabrikanten
  • importeurs
  • distributeurs
  • gebruikers (ook wel ‘downstreamgebruikers’ genoemd). 

Grafimedia bedrijven zijn meestal geclassificeerd als ‘downstreamgebruiker’, wat inhoudt dat je je ervan moet vergewissen dat je over actuele veiligheidsinformatiebladen beschikt en de inhoud hiervan in de praktijk naleeft. 

Andere belangrijke regelgeving op dit gebied is te vinden in het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer voor gevaarlijke stoffen over de weg (ADR) en in de Richtlijn PGS 15. De Themabrochure Gevaarlijke Stoffen gaat uitgebreid op deze wetgeving in. 

 

Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals (GHS)

Binnen de EU wordt de etikettering van gevaarlijke stoffen gelijk getrokken. Dat leidt tot het Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals (GHS). Op den duur moeten alle stoffen worden ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt volgens het GHS-systeem.

 

Gevaarlijke stoffen en de arbeidshygiënische strategie

De arbeidshygienische strategie is de strategie die er van uitgaat dat je een arbeidsrisico eerst bij de bron aanpakt, dan nadenkt over het verlagen van de overdracht van het gevaar en daarna pas werknemers gaat beschermen met persoonlijke beschermingsmiddelen (of PBM’s). 

Eerste optie is de bronaanpak, minder gevaarlijke stoffen inkopen. Als toch met gevaarlijke stoffen moet worden gewerkt, dan kun je personeel beschermen met collectieve of individuele maatregelen maatregelen. Als laatste optie geldt de inzet van persoonlijke beschermingsmiddelen. De Themabrochure Gevaarlijke Stoffen gaat nader op deze aanpak in.

Inkoop van (minder) gevaarlijke stoffen en technieken

De laatste jaren zijn producenten druk aan het zoeken naar minder schadelijke grafische hulpstoffen. De veranderingen bij wasmiddelen in de offset en zeefdruk zijn daar een goed voorbeeld van. Toch worden er nog steeds veel oplosmiddelen gebruikt in het drukproces zelf, zoals oplosmiddelhoudende inkten in de zeefdruk, de illustratiediepdruk en de verpakkingsdruk of isopropylalcohol (IPA) in de offset. 

Oplosmiddelen in de offset

Binnen offsetdrukkerijen worden de meeste oplosmiddelen gebruikt in de drukkerij zelf. In het kader van het Arboconvenant Grafimedia zijn diverse instrumenten voor oplosmiddelenreductie ontwikkeld waaronder het digitaal instrument ‘Oplosmiddelenreductie in de offset’. Dit instrument bevat gerichte informatie en geeft advies over de mogelijkheden van oplosmiddelenreductie binnen de offset.  

Oplosmiddelen in de zeefdruk

Binnen zeefdrukkerijen is oplosmiddelenreductie te bereiken door over te schakelen op UV-inkten, watergedragen inkten en door trager verdampende reinigingsmiddelen te gebruiken. In het kader van het Arboconvenant Grafimedia is het digitaal instrument ‘Oplosmiddelenreductie in de zeefdruk’ ontwikkeld. Dit instrument bevat gerichte informatie en geeft advies over de mogelijkheden van oplosmiddelenreductie binnen de zeefdruk. 

Oplosmiddelen in de flexografie en verpakkingsdiepdruk

Binnen de flexografie en verpakkingsdiepdruk levert het schoonmaken met oplosmiddelen een te hoge blootstelling aan oplosmiddeldampen. De ‘Handleiding oplosmiddelen in verpakkingsdiepdruk’ biedt ondersteuning en informatie. In het kader van het Arboconvenant Grafimedia is de ‘Checklist oplosmiddelen in verpakkingsdiepdruk’ ontwikkeld. 

Gevaarlijke Stoffenregister

Het is van belang om van alle hulpstoffen productinformatie op te vragen bij de leverancier. Hij is verplicht Veiligheidsinformatiebladen te verstrekken. De Arbeidsinspectie controleert of het bedrijf over deze informatiebladen beschikt. Vraag ook regelmatig aan de leverancier of er al een nieuwere versie van de VIB beschikbaar is.  

Zeker als het bedrijf veel verschillende grond- en hulpstoffen gebruikt, is het verstandig om een Gevaarlijke Stoffenregister aan te leggen. Zo’n register bevat onder meer gegevens over het merk en de productnaam, het gebruiksdoel, de leverancier, aanwezigheid en datum van het VIB en de eventuele gevaarsaspecten.  

 

In de RI&E Grafimedia is een Gevaarlijke Stoffenregister opgenomen, dat op basis van de bedrijfsprocessen automatisch een stoffenregister in concept samenstelt. Het is daarbij zaak deze stoffenlijst aandachtig door te nemen en daar waar nodig te wijzigen en aan te vullen.

 

Om de informatieverstrekking naar de werknemers verder te verbeteren kan per werkplek een werkinstructie worden opgesteld waarop de veiligheidsregels van de desbetreffende stof staan weergegeven. De RI&E Grafimedia kan dergelijke veiligheidskaarten produceren.

 

Gebruik van gevaarlijke stoffen

Als toch gevaarlijke stoffen nodig zijn, moet bekeken worden welke (technische) maatregelen te nemen zijn om het gevaar zo veel mogelijk te beperken. Daarbij wordt gewerkt in drie stappen:

  • collectieve maatregelen
  • individuele maatregelen
  • persoonlijke beschermingsmiddelen. 

Collectieve maatregelen

Als eerste wordt gezocht naar maatregelen die de overdracht van gevaarlijke stoffen vanuit het proces naar de werknemers toe kunnen elimineren. Gedacht kan worden aan bronafzuiging, het ‘inkapselen’ van de machine of ruimteventilatie maar ook aan de automatische persreiniging. Voor meer informatie over maatregelen in de offset en zeefdruk, zie de digitale instrumenten ‘Oplosmiddelenreductie in de offset’ en ‘Oplosmiddelenreductie in de zeefdruk’

Individuele maatregelen

Als collectieve maatregelen toch niet het gewenste effect hebben, wordt gekeken naar individueel gerichte maatregelen, bijvoorbeeld om de blootstellingsduur van een individuele medewerker te beperken.  

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Als collectieve of individuele maatregelen geen of onvoldoende uitkomst hebben geboden, dan komt de inzet van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) in beeld. De Veiligheidsinformatiebladen geven aan welke PBM’s voor een bepaalde stof van toepassing zijn. Voorbeelden van PBM’s zijn chemiebestendige handschoenen, spatbrillen en voorschorten, halfgelaatsmaskers en oog- en nooddouches.

 

Opslag van gevaarlijke stoffen

Aan de opslag van gevaarlijke stoffen worden veel eisen gesteld. De wettelijke bepalingen omtrent opslag van gevaarlijke stoffen in emballage zijn vastgelegd in de PGS 15 richtlijn (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15). De PGS 15 geeft richtlijnen voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen waarmee een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu wordt gerealiseerd. De richtlijn onderscheidt een aantal opslagvoorzieningen, zie de Themabrochure Gevaarlijke Stoffen voor nadere informatie.

Het gelijkwaardigheidbeginsel

De PGS 15 is geen wet maar een richtlijn. In bepaalde gevallen mag van deze richtlijn worden afgeweken. Dit heet het zogenaamde gelijkwaardigheidbeginsel. Dit betekent dat je andere maatregelen met minimaal een gelijkwaardige bescherming van het milieu, arbeidsbescherming of brandveiligheid kunt treffen dan die in PGS 15 zijn opgenomen.

Ondergrenzen en werkvoorraden

In de PGS 15 richtlijn is één begrip voor met name kleinere bedrijven van groot belang: de 'ondergrens' . Daarbij is rekening gehouden met enerzijds de gevaarsaspecten van bepaalde stoffen en anderzijds met de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die voor een goede bedrijfsvoering als werkvoorraad mag worden beschouwd. Zie voor de precieze regels de Themabrochure Gevaarlijke Stoffen. Zo maar – zonder voorzieningen – stoffen opslaan op de werkvloer mag alleen als het gaat om een hoeveelheid die als werkvoorraad kan worden beschouwd - en dan nog altijd boven een lekbak. Een relevante werkvoorraad is de voorraad gevaarlijke stoffen die ten behoeve van de bedrijfsvoering/productie in een productieruimte/werkruimte of nabij een procesinstallatie of afvulinstallatie is opgesteld. De werkvoorraad moet in principe zijn afgestemd op het verbruik van één dag of één batch.

Opslagvoorzieningen

De PGS 15 richtlijn maakt onderscheid tussen inpandige en uitpandige opslagvoorzieningen voor gevaarlijke stoffen. In de praktijk komen we deze opslagvoorzieningen in allerlei vormen tegen, zoals kluizen, brandveiligheidsopslagkasten, inloopkluizen, vatenboxen of opslagruimten voor gasflessen. 

Opslageisen m.b.t de calamiteitenbak

Opslagvoorzieningen moeten zodanig zijn geconstrueerd dat gelekte of gemorste gevaarlijke vloeistoffen er redelijkerwijs niet uit kunnen. Daarnaast moet de calamiteitenbak ook bestand zijn tegen de daarboven opgeslagen stoffen. 

Opslageisen m.b.t gescheiden opslag/compartimentering

Gevaarlijke stoffen en CRM-stoffen, die met elkaar gevaarlijke reacties kunnen aangaan, moeten gescheiden worden opgeslagen (CRM staat voor carcinogene, reprotoxische en mutagene stoffen). De Themabrochure Gevaarlijke Stoffen geeft nadere bijzonderheden. 

Opslageisen m.b.t . de overtapruimte

Vaak vinden in de opslagvoorziening aftap- of overtapwerkzaamheden plaats. In principe is dat niet toegestaan, tenzij het gaat om monsterneming, bestrijding van een lekkage of calamiteit. Ompakken mag alleen als de primaire verpakking niet wordt geopend. 

Opslageisen m.b.t . de veiligheidssignalering

De PGS-richtlijn schrijft voor dat aan de buitenzijde van een opslagvoorziening voor gevaarlijke stoffen, nabij de toegangsdeur(en), duidelijk zichtbaar waarschuwingsborden worden geplaatst die het gevaar van de opgeslagen gevaarlijke stoffen aanduiden. Bij alle opslagvoorzieningen moet het verbodsbord "vuur, open vlam en roken verboden" zijn aangebracht. 

 

Opslageisen m.b.t . de toegangsdeur

De PGS-richtlijn schrijft voor dat een toegangsdeur tot een betreedbare opslagvoorziening van buitenaf met een slot en sleutel of op een andere gelijkwaardige wijze afsluitbaar moet zijn, maar van binnenuit zonder sleutel geopend moet kunnen worden. 

Opslageisen m.b.t. ventilatie

Elke opslagvoorziening moet doelmatig zijn geventileerd, waarbij de afgevoerde lucht altijd naar de buitenlucht afgevoerd moet worden. De Themabrochure Gevaarlijke Stoffen geeft nadere informatie. 

Opslageisen m.b.t. brandbeveiliging

Nabij elke deur van een opslagruimte moet een brandblusser van minimaal 6 kilo hangen. In de praktijk is een handblusser vaak voldoende. 

Explosieveiligheid

In een opslagvoorziening moeten de wettelijke eisen ten aanzien van explosieveiligheid in acht worden genomen. Een gevarenzone-indeling kan hiervan onderdeel uitmaken. De eisen zijn opgenomen in het Arbeidsomstandighedenbesluit. In hoeverre deze wetgeving van toepassing is, is afhankelijk van de aard van de opgeslagen stoffen. 

Inpandige opslagvoorziening, < 10.000 kg

Voor inpandige opslagvoorzieningen gelden ten aanzien van de opgeslagen hoeveelheden gevaarlijke stoffen een aantal eisen die nader zijn omschreven in de Themabrochure Gevaarlijke Stoffen.   

Uitpandige opslagvoorziening, < 10.000 kg

Voor uitpandige opslagvoorzieningen gelden een reeks eisen, zoals op het gebied van de brandwerendheid. Die zijn nader vermeld in de Themabrochure Gevaarlijke Stoffen. 

Brandveiligheidsopslagkasten, > 10.000 kg

Bij opslagvoorzieningen voor meer dan 10.000 kg gelden uitgebreidere eisen, zoals op het gebied van de brandpreventie en -bestrijding, de opvang van bluswater en organisatorische maatregelen. De Themabrochure Gevaarlijke Stoffen geeft nadere informatie. 

Gasflessen

Bij een aantal grafimedia bedrijven worden gasflessen met propaan gebruikt voor de brandstof voor vorkheftrucks. Ook voor de opslag van deze – en andere – gasflessen gelden voorschriften. Zie verder de Themabrochure Gevaarlijke Stoffen. 

Spuitbussen

Vanwege het specifieke karakter van spuitbussen, en met name de risico’s bij brand, wijken de opslageisen af van opslagvereisten voor gevaarlijke stoffen in 'gewone' verpakkingen. Door zowel organisatorische als technische maatregelen kunnen de gevolgen van de risico’s van spuitflessen voorkomen of beperkt worden. De Themabrochure Gevaarlijke Stoffen geeft nadere bijzonderheden. 

 

Voorlichting en instructie van personeel

Goede voorlichting en instructies over de omgang met gevaarlijke stoffen en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) zijn een essentieel onderdeel van verantwoord omgaan met gevaarlijke stoffen. Omdat vaak weerstand bestaat tegen het gebruik van PBM’s is daarnaast ook een duidelijk 'sanctiebeleid' zinvol. Dat moet schriftelijk zijn vastgelegd en aan iedereen in het bedrijf zijn uitgereikt.

 

 

 

 
   « Artikelen overzicht